04-10-2003

04-10-2003

Robbert Jan Swiers: "Het is prettig om veel na te laten." foto: Mechteld Jansen

Fiets ik langs een huis, komt er zo een boek

Probeer de activiteiten van Robbert Jan Swiers (44) in Middelburg maar eens in één alinea te vangen. Dat lukt met moeite. Behalve ambtenaar ten provinciehuize (drie dagen per week) is hij schrijver van kinderboeken, muzikant, schrijver van cultuurhistorische boeken en artikelen, medewerker aan geschiedenis- en leermethodes voor het basisonderwijs, lid van de Genootschapsraad van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, conservator van de archeologische collectie van het genootschap, voorzitter van de werkgroep historie en archeologie van datzelfde genootschap, tot begin dit jaar voorzitter van de Archeologische Werkgroep Nederland afdeling Zeeland, uitgever bij Den Boer/De Ruiter. Eén alinea is eigenlijk te kort. Hij is ook getrouwd met Anja en heeft twee zoons, Joost (9) en Wouter (bijna 8).

We praten deze keer vooral met kinderboekenschrijver Robbert Jan Swiers. De archeoloog komt vast een andere keer aan bod, en ook de begeesterde cultuur-historicus mag even een straatje om. Het is immers kinderboekenweek. Voor iemand die zich kinderboekenschrijver mag noemen, blijft dat elke keer weer een speciaal evenement. Eerder deze week was Swiers te gast op een basisschool in Hellevoetsluis. Was er een meisje dat meteen zo weg was in ‘Spierpijn’, één van zijn (voor)leesboeken, dat ze helemaal niet meer hoorde wat de schrijver allemaal te vertellen had. Vertederend vond hij dat. Een dag later, toen hij weer thuis was in Middelburg, heeft hij haar het boekje gestuurd. Bij hoge uitzondering, want eigenlijk kun je daar niet aan beginnen.
Er is een moment, dan tik je het eerste woord, de eerste zin. Pakt dat begin goed uit, ja… Dan volgt een trance van uren. In je hoofd zit namelijk al het hele verhaal. De schrijver kijkt er ernstig bij als hij dat vertelt. „Echt waar”, alsof zijn gehoor overtuigd moet worden. „Sommige auteurs hebben die trance. Vier uur na die eerste zin – dat moet je maar geloven – word ik wakker en liggen er drie tot vier hoofdstukken, of een heel boek als het niet te dik moet zijn. Ik kan snel typen, zo snel dat ik mijn gedachten bij kan houden. Dat helpt.”

Tijdsbesef

„De snelheid waarmee ik werk heeft met tijdsbesef te maken. Filosoof Arnold Cornelis, die in Middelburg heeft gewoond, heeft daarover een buitengewoon interessant boek geschreven. Over hoe je een idee, dat je in een deel van een seconde te binnenschiet, in je hoofd opslaat. En hoe dat idee groeit terwijl je met volstrekt andere dingen bezig bent. Komt het weer tevoorschijn, dan heeft dat idee zich gevuld. Zo kan ik achter elkaar een synopsis, een kinderboek of wat dan ook schrijven. Als het moet lever ik in twee dagen een boek van 40.000 woorden af. Mensen kijken me een beetje raar aan als ik dat vertel. Maar het voorwerk is altijd al in mijn hoofd gebeurd.” „Om vlot te schrijven en ideeën uit te werken moet je ook kunnen associëren. Een mooi voorbeeld. Hier in Middelburg fiets ik in de Lange Noordstraat altijd langs een groot vervallen huis, waar vroeger een oude mevrouw met allemaal dieren woonde. Je ziet zo’n huis, weet dat het half op instorten staat, het water loopt langs de muren. Dan schiet me te binnen: dat huis is natuurlijk oud, vierhonderd misschien wel vijfhonderd jaar. Dat huis is stik zielig, staat daar een beetje een ruïne te worden. Weet je wat: ik schrijf een boek dat als vertelperspectief dat huis heeft. Het heeft grote delen van de geschiedenis van Middelburg meegemaakt. En zo associeer ik verder, want ik weet wel wat van de stadsgeschiedenis. Nou, weet je wat, ik maak er een raamvertelling van. Toen heb ik een constructie gemaakt – dat gebeurt dus allemaal in, pak ‘m beet, vijf minuten – met krakers in het huis, goede en slechte. En tussen de gebeurtenissen van nu denkt het huis terug aan vroeger. De rode draad in het boek – ik vind het leuk om gelaagdheden aan te brengen – wordt gevormd door kinderen, die in de loop van de eeuwen allemaal een voorwerpje achterlaten onder een losse tegel in de kelder van het huis. Een flesje met Portugese wijn, een penseeltje, een ring van een Spaanse soldaat. Er zit een sfeer in van weemoed, verlies, angst, verlangen. Zelf vind ik dit wel een aardig voorbeeld van hoe ik werk: ik fiets langs een huis en er komt zo een boek uit.” De nieuwe pennenvrucht verschijnt binnenkort onder de titel ‘De milde Maerten’.

Momenteel is zijn eigen huis aan de Langevielesingel in Middelburg aan een opfrisbeurt toe. De achtergevel wordt verplaatst, zodat de leefruimte een aanzienlijk aantal kubieke meters wordt uitgebreid. In afwachting van die operatie is er al geducht met de verfkwast gezwaaid, op sommige muurdelen springen de aubergine-tinten in het oog. Er is vloerbedekking in dezelfde tint. De zithoek bestaat uit twee Arabisch-rode banken, met hier en daar een kwast aan de kussens. In de gang zorgen Arabische lampjes voor sfeer. Swiers: „Als je bij ons binnen kijkt zou je nog op verkeerde gedachten komen. Het liefst van al ga ik naar de Provence op vakantie.”

Magie

Piano en keyboards kunnen in de woonkamer niet over het hoofd worden gezien. We hebben het behalve over schrijven ook over zijn band, de Beamholes. Genoemd naar het Balkengat in Middelburg, waar de oefenruimte in een garage van één van de bandleden is ondergebracht. Wie wat met Balkengat stoeit, komt vanzelf bij Beamholes uit. Een jaar of vijf bestaat de groep nu. Een lekker rockgezelschap dat gemiddeld één keer per maand ergens in de provincie optreedt, en dat behalve de door Swiers geschreven nummers vooral ‘de grote meesters van vroeger’ speelt. Jethro Tull, Who, Rolling Stones, Bob Dylan. „Ja, het klinkt hartstikke goed. Maar dit jaar gaan we uit elkaar. De magie begint te verdwijnen. Het is een regionale band, we kunnen het ons niet veroorloven om net als De Dijk een sabbatical te nemen. Je hebt het over een groepje mannen van in de veertig, vijftig. We hebben geen tijd om geregeld te oefenen en nieuw repertoire te
kiezen. Ik kan goed zingen, laten we laar even vanuit gaan. Maar ik heb een bepaald bereik. Je moet mij niet al te veel The Who- en Led Zeppelinichtige nummers laten doen. ‘Child in Time’ van Deep Purple, prachtig, naar dat gaat te hoog. Als je het niet eens wordt over nieuw repertoire en je gaat je ergeren wanneer er weer één niet op de afgesproken oefenavond verschijnt, moet je stoppen.”

Het einde van de Beamholes wil zeker niet zeggen dat de muziek uit zijn leven verdwijnt. Hij trad al eerder een aantal jaren solo op en heeft met muzikale vrienden nog genoeg ijzers in het vuur. Aan zijn middelvingers draagt hij zilveren ringen, die qua vorm nog het meeste weghebben van gitaren of violen. „Nou, iedereen mag weten dat ik met muziek bezig ben.” „Hier gebeurt het.” We zijn aangeland op de zolderkamer van het huis, het domein van de liedjes- en boekenschrijver. De computer, zoveel is zeker, herbergt een lijst met minstens honderd ideeën voor nieuwe verhalen. Volgend jaar staan er zes boeken voor kinderen tussen de 4 en 14 jaar gepland. Zes, niet allemaal even dik, maar zes is wel een aantal waarachter één of meerdere uitroeptekens geplaatst zouden mogen worden. Want het gebeurt toch maar naast werk – in deeltijd, dat wel – en al die andere activiteiten die zich niet in een alinea laten vangen. Het waarom hangt als een oplichtend tekstwolkje in de lucht. Waarom schrijven, waarom zoveel? „Ik weet niet of dit een goede titel voor mijn portret zou zijn. Maar ik roep al jaren: je bent wat je produceert, je bent wat je doet. Ik vind het een prettige gedachte dat ik veel nalaat. Als ik er niet meer ben zijn mijn boeken er nog wel. Dat is toch een deel van je geest, van je gedachteleven. Ik ben niet gelovig, na dit leven is het klaar. Dus je moet alles wat je hebt in dit leven stoppen en uitgaan van eigen kracht. Het zou toch mooi zijn als er over tweehonderd jaar iemand een boek van mij leest en denkt: dat heeft hij aardig opgeschreven.”
„Er zit meer achter, natuurlijk. Dan gaan we nog een stapje verder naar binnen. Er zijn tijden dat ik niet zo tevreden ben over mezelf. Tien jaar geleden had ik dat erg. Toen waren er nog geen boeken van me gepubliceerd. Ik wilde graag het echte onderwijs in – ja, ik heb de Pedagogische Academie gedaan. Sollicitaties leverden niets op. Ik zat in het bestuur van de PvdA-Middelburg, was actief in landelijke organisaties voor de Derde Wereld. We hadden nog geen kinderen, ik was soms vier of vijf avonden per week weg. Inderdaad, ook toen had ik die drang om veel te doen. Maar dat politieke was niet mijn wereld en ik kwam in een crisis terecht. Op één dag heb ik besloten alle activiteiten te stoppen en toe te geven aan wat al lang in me borrelde: muziek maken en schrijven. Eerst heb ik verhalen en een roman voor volwassenen geprobeerd. Uitgeverijen zagen daar geen brood in. Met kinderboeken had ik wel succes.”

Doemdenken

Een buitenstaander zou kunnen concluderen dat iemand, die zo duidelijk op een podium wil staan, ook een zekere ijdelheid als drijfveer heeft. De schrijver reageert verbaasd op de suggestie. „Nee, dat heeft nog nooit iemand tegen me gezegd. Je kunt het wel zo zien: ik heb waardering van mijn omgeving nodig om me als mens beter te voelen. Je mag ook concluderen dat ik me zo manifesteer om aardig gevonden te worden. Ik heb een neiging tot doemdenken, vooral over mezelf. Die sombere gevoelens probeer ik weg te duwen met redelijke argumenten, liefst feiten. Als het over mijn productie gaat, dan moet je daar heel realistisch in zijn. Mijn boeken worden per jaar zo’n 20.000 tot 30.000 keer door kinderen geleend. Noem maar een boek, ‘Meiden kunnen niet voetballen’, één van mijn beter liggende werkjes. Dat wordt per jaar door 5.000 kinderen gelezen. Dus elke dag zijn er tientallen scholieren bezig met een boek van mij. Dat is natuurlijk een fantastische gedachte.” „Wil je écht weten waarom ik dit allemaal kan? Ik heb gewoon een onwaarschijnlijke hoeveelheid energie. Mensen zijn daar wel eens jaloers op.
Een hele gestage, continue stroom energie. Als ik dat zo zeg klinkt het misschien opschepperig. Maar ik kan snel analyseren, snel associëren, efficiënt werken. Of ik nu een communicatieplan schrijf voor de provinciale cultuurnota of ik schrijf een boek, ik kan dat heel geconcentreerd doen. Waar anderen soms twee weken nodig hebben, doe ik dat in twee dagen.”
Beneden in de woonkamer haalt hij een wat vergeeld exemplaar van ‘De reisavonturen van Jeroen’ uit de boekenkast. Een cadeautje van zijn vorig jaar overleden vader. Eerder had hij al gezegd dat je op een gegeven moment kan gaan dementeren. Dat was geen losse flodder. „Mijn vader was tot eind jaren ’80 directeur van het toenmalige Deltacollege. De laatste jaren van zijn leven werd hij dement, hij was helemaal van de wereld. Dat kan iedereen overkomen. Ik heb een genadeloze druk op mezelf gelegd om zoveel mogelijk van de ideeën die ik heb ook uit te voeren. Ik wil muziek maken en ik wil boeken schrijven. Ja, een prijs zou ik zeker leuk vinden. Een griffel of zo. In Nederland zijn bendes goede kinderboekenschrijvers. Ik zou een onderscheiding als een ultieme waardering voor mijn werk beschouwen. Zeker als die zou worden toegekend door een kinderjury.”

Jan van Damme