25-10-2000

25-10-2000

Polders tonen veroveringen van de mens op de zee

De Zeeuwse polders komen steeds lager te liggen. De oorzaken zijn eenvoudig te duiden. Door een laag gehouden grondwaterpeil – van belang voor de boeren – klinkt de klei
in. Door een stijging van de zee­spiegel – versterkt door het broeikaseffect – komt de polderbodem ten opzichte van de zeespiegel steeds lager te liggen. Daardoor neemt de druk van het zoute zeewater op de lager gelegen polders toe, waardoor zoute kwel binnendijks almaar verder doordringt. Leuk voor de natuur, minder leuk voor de boeren. De strijd tegen het water is nog lang niet gestreden.
Wat is er Zeeuwser dan een polder? Zeeland is polderland. Stap voor stap, in een eeuwenlang proces, heeft de verovering van land op de zee de provincie gevormd. Evengoed heeft de zee heel wat ingepolderd land teruggenomen. Het Verdronken Land van Saeftinge en dat van Reimerswaal zijn bekende voorbeelden, maar ook langs de noordkust van Noord-Beveland en de zuidkust van Schouwen-Duiveland is veel land onder de golven verdwenen. De grillige lijnen van kusten en dijken getuigen ervan.
Het rommelt in de polders. Daar is niet alleen de rijzende zee debet aan. Een nieuwe visie op het waterbeheer maakt ander peilbeheer noodzakelijk. Voor opvang van overtollig (regen)water zijn bekkens nodig en mogelijk gecontroleerde over­stromingsgebieden, een soort Zeeuwse uiterwaarden. Om de natuur op te krikken worden allerlei projecten uitgevoerd, zoals het verwezenlijken van een Zeeuwse Ecologische Hoofdstructuur, een stelsel van natuurgebieden met verbindingszones ertussen. De recreatie dringt op, mensen willen meegenieten van de polders. Boeren zijn genoodzaakt hun bedrijfsvoering aan te passen; de akkerbouw verliest terrein, veehouderij en (glas)tuinbouw rukken op.

Beweging

Over de altijd in beweging zijnde polders schreef Robbert Jan Swiers het boek Tussendijks, een uitgave van de provincie Zeeland. Het eerste deel van een reeks over de natuur, naar voorbeeld van de cultuurhistorische reeks die de provincie al sinds 1993 uitgeeft. Het boek schetst ontstaan, geschiedenis en natuur van de polders. Uitgevoerde natuurprojecten en de plannen voor de toekomst worden ook meegenomen. „De polders schrijven opnieuw geschiedenis”, constateert Swiers. Het is een goed idee om de nieuwe serie met de polders te beginnen. Nu er zoveel over te doen is – denk aan de emotionele discussie over ontpoldering – kan het geen kwaad nader inzicht te verschaffen.
De geschiedenis van de polders begint in de 11e eeuw met indijkingen op initiatief van de rijke Vlaamse abdijen. De dijken van toen hadden weinig te maken met de machtige deltadammen van nu. Het waren iele dijkjes; geen wonder dat stormvloeden menig maal huis hielden. Na zo’n grote stormvloed in 1134 begon de ringbedijking van de eilanden Walcheren, Zuid-Beveland, Borssele-Baarland en Rilland, die vroeg in de 13e eeuw gereed kwamen. In eerste instantie waren de polders klein, vanaf het eind van de 16e eeuw werden grotere projecten aangepakt. Het verschil tussen de kleine oudlandpolders en de grote nieuwlandpolders is nog altijd goed te zien in het veld, ondanks de vele her- en ruilverkavelingen.
In Tussendijks – met veel fraaie illustraties van natuurtekenaar Adri Karman – behandelt Swiers met verve natuur en landschap. Hij rekent af met het idee dat Zeeland plat is. Tussen de Abdij van Middelburg en de Spuistraat bedraagt het hoogteverschil zes meter. Wie in de Zak van Zuid-Beveland in de buurt van Sinoutskerke vertoeft, merkt dat het landschap golft en deint als een lome zee. Of het klif onder Waarde, waar het schor plotseling overgaat in slik, een verschil van zeker twee meter. Zeeland is niet plat, nog wel ruimtelijk en het ligt onder zeeniveau.

Grote lijnen

Swiers behandelt geen polders apart, dat vergt met ruim 600 polders een te lijvig boekwerk. Hij geeft de grote lijnen: de moerneringsgebieden, waar het veen werd afgegraven en die de hollebollige weilanden opleverden; de kreekruggen, waar de mensen zich het eerst vestigden; de vliedbergen die meer als kasteelberg dan vluchtheuvel dienden. Ook gaat hij in op de gevolgen van de oorlogsinundaties en de watersnood-ramp van 1953. Ingrepen die gevolgd werden door landinrichting oude stijl. Veel planten en dieren zijn daardoor verdwenen of in een hoekje gedrukt. De mens die eerst zorgde voor de achteruitgang van soorten, doet nu zijn best ze weer terug te krijgen.
Zoals in het Prunjegebied op Schouwen, waar een brak oer­moeras terug moet komen, als uitwerking van plan Tureluur, dat gericht is op herstel en ontwikkeling van natuurwaarden rond de Oosterschelde. En in de herinrichting van de 78 hectare grote Sophiapolder tussen Oostburg en Aardenburg, waar de in 1786 ingedamde Passageule weer vrij spel moet krijgen. Minder natuur en meer recreatie zijn de akkerranden die sinds 1999 voor kleurige linten door de polders zorgen.

Een aardige bijverdienste voor de boeren en de randen helpen mee de vervuiling van het oppervlaktewater door mest en bestrijdingsmiddelen tegen te gaan.

Polders moet je zelf beleven, vindt Robbert Jan Swiers. Of je nu langs een akkerrand loopt of een kreek, zilte lucht opsnuift in een poelgebied of vanaf de dijk een inlaag bewondert – de indrukken die je opdoet vertellen veel over de ontstaansgeschiedenis, de worsteling om het land droog te krijgen en te houden en de wijze waarop de mens met zijn landschap omspringt. Rare jongens die Zeeuwen, zal een buitenstaander denken. Wie gaat er nu meters onder het zeeniveau wonen? De polders met de vele cultuurhistorische en natuurwaarden geven zelf antwoord.

Rinus Antonisse
Tussendijks, door Robbert Jan Swiers, met tekeningen van Adri Karman.
Uitgave provincie Zeeland.
Prijs f 7,50
Deel 1 van een serie over natuur.